
Vandaag ben ik begonnen in het boek ‘Je hebt het niet van mij, maar…‘ . Een antropologisch verslag van een maandje rondkijken in het Haagse politieke wereldje in 2009. Het laat zien dat de regelgeving in Nederland (of wat daar van over is) tot stand komt middels een ondoorzichtig kluwen van verstrengelde belangen. Het algemeen belang zit daar helaas niet bij.
De beschreven patronen lijken mij niet exclusief voor de politieke wereld, maar meen ik overal terug te zien als een impliciete laag in elke sociale dynamiek. Het zijn de onbeschreven instincten en impulsen die wij allen bezitten, maar liever niet openlijk tonen, omdat dat ten koste zou kunnen gaan van onze positie in de betreffende sociale groep.

De eenvoudigste voorstelling van een sociale interactie bestaat uit twee personen. De één wil iets van of voor de ander. Wat doet er niet toe. Of het nu triviaal is of belangrijk, er spelen altijd twee tegengestelde belangen mee. Enerzijds wil een ieder gewoon zijn/haar zin hebben, voordeel behalen of een behoefte vervuld zien. Anderzijds mag dat niet teveel ten koste gaan van de relatie, want dat schaadt een ander belang/ behoefte: Die om geaccepteerd te worden, om erbij te horen, om aardig gevonden te worden en in de toekomst samen verder te kunnen. Het is dus een afweging tussen egoïsme en sociaal belang. Deze belangenafweging speelt altijd mee. Bij elke sociale interactie. Bewust of onbewust.

Maar wanneer ‘erbij horen’ niet meeweegt, omdat de ander niet tot de eigen kring behoort, dan is de afweging totaal anders. Dan wordt het egoïsme niet afgeremd door onze tribale instincten. Dan zijn de meest brute vormen van exploitatie mogelijk. Dit verklaart allerlei vormen van wat we graag ‘onmenselijkheid’ noemen. Maar ook wat we kennen als de ‘motor’ van onze economie: Concurrentie en winstmaximalisatie.